Het gevangenisgeld van het Koninkrijk der Nederlanden 1823 – 1861

Het gevangenisgeld van het Koninkrijk der Nederlanden 1823 – 1861

Tijdens de Najaarsbijeenkomst van het Koninklijk Nederlands Genootschap voor Munt- en Penningkunde op 30 september 2023 in Deventer is een boekje inclusief catalogus over gevangenisgeld gepresenteerd: Nijlunsing W. en A. Kussendrager (2023) Het gevangenisgeld van het Koninkrijk der Nederlanden 1823 – 1861 (IJsselstein). Het boekje is ontstaan door uitgebreid onderzoek in het Nationaal Archief en diverse regionale archieven, gecombineerd met de bestudering van diverse (museum)collecties.

Het is tijdens de Najaarsbijeenkomst gratis uitgedeeld aan de aanwezige leden door Heritage Auctions Europe, de uitgever van deze publicatie. Leden die niet aanwezig waren kunnen het boekje gratis afhalen bij Heritage Auctions Europe, Energieweg 7 in IJsselstein, op vertoon van de adreslabel van De Beeldenaar.

 

De auteurs geven de volgende toelichting bij de publicatie van Heritage Auctions Europe:

Gedurende 38 jaar is in de gevangenissen van het (Verenigd) Koninkrijk der Nederlanden gebruik gemaakt van fictief geld. Het is een uitvloeisel van de invoering van arbeid in drie typen gevangenissen op basis van het KB van 4 november 1821. De snelheid van de omschakeling naar de fabricage van wollen producten ten behoeve van het Rijk is deels te zien aan de volgorde waarin het blikken geld is ingevoerd: in november 1823 St. Bernard, 16 maart 1824 Leeuwarden, 10 juli 1824 Den Bosch, 16 juni 1825 Leiden, mei 1826 Gent (tin), 2 juni 1826 Vilvoorde (zink), 6 augustus 1827 Aalst (uit Leiden), 16 december 1830 Hoorn, maart 1831 Woerden (uit Den Bosch), september 1832 Gouda (uit Den Bosch) en tenslotte 4 januari 1834 Rotterdam (uit Leeuwarden). Maar dit verdienmodel ter bestrijding van de kosten leidt gemakkelijk tot uitbuiting van de gedetineerden. Omdat de productie van het fictieve geld bekostigd moet worden uit de opbrengst van de kantines is de eerste vaak lokaal geproduceerde of overgenomen eenzijdige serie blikken muntjes veelal zeer primitief van uiterlijk, met vervalsingen als resultaat. Bij de tweede serie (zinken) munten, naar voorbeeld van Vilvoorde vervaardigd, is een opvallende samenwerking tot stand gekomen in de aanmaak door de Munt te Utrecht met een eigen stadsletter voor de deelnemende gevangenissen. Het artikel maakt duidelijk hoezeer het fictief geld deel uitmaakt van de productieketen van de textielfabriek waarin de gevangene als arbeider zijn eigen opsluiting betaalt, met luxe kantineartikelen waar hij voor moet werken als lokkertje.